Huidige wetgeving verenigingswerk schiet doel voorbij

Drieënhalf jaar na de invoering van het nieuwe statuut waarbij trainers, officials en coördinatoren in sportclubs als ‘verenigingswerker’ aan de slag kunnen, blijkt de wet een slag in het water. Ondanks een recordaantal trainers op de Vlaamse sportvelden, gebruikt ruim 40% minder sportclubs het systeem dan in 2020.
Te grote administratieve drempels liggen aan de basis. Zo reageert onze algemeen directeur Pieter Hoof: “Sportclubs die het statuut proberen toe te passen, kunnen hun administratieve verplichtingen als werkgever niet helemaal nakomen. We vragen de overheid om snel werk te maken van een nieuw, laagdrempeliger statuut voor medewerkers in sportclubs”.
Clubs die hun trainers, officials en coördinatoren als verenigingswerker registreren, krijgen met heel wat extra administratie te maken. Ze worden bijvoorbeeld verplicht om een arbeidsreglement op te stellen, Dimona-aangiftes in orde te brengen (waar in- en uitdiensttredingen geregistreerd worden) en een verzekering tegen arbeidsongevallen af te sluiten.
Dat is voor het gros van de clubs nieuw en complex. Gevolg: meer dan 250 clubs kregen al boetes van de overheid omdat ze niet in orde waren met de papiermolen.
De Vlaamse Sportfederatie roept de federale regering op om opnieuw een statuut van verenigingswerker te voorzien dat tegemoetkomt aan de noden van de sportsector. Op het Vlaamse niveau leeft alvast begrip voor deze vraag, met een passage in het Vlaamse regeerakkoord 2024-2029 en recent nog een breed gedragen voorstel van resolutie over een werkbaarder en eerlijker statuut voor sportmedewerkers.